Gedicht van vorige week:
Jammer
Op het sterfbed verklapte een oude en wijze
mij de moraal van het verhaal des levens:
"Zorg dat je niet tè oud wordt,
want dan maak je teveel mee...
Ellende, rampspoed of hartenzeer
en heel soms een verstopte WC
Wees dus jong, voor eeuwig
in geest en gedachten,
wees zuinig met liefde
maar vooral zeker ook met haat
Mijdt immer de rechte paden vooruit
als de weg naar het hart dáárheen gaat
waar meer liefde te vinden is
en het afwijkt van het "gewone",
saaie en veilige bestaan;
kortom, wees nooit zacht of laf"
En toen hij stierf, na deze wijze les
wilde ik de raadgevers woorden eren
maar ze pasten niet op de steen op het graf
Aldus Martinus
De week daarvoor:
Schaduw (24-11-'24)
Ik maak een schaduw van mijn spijt
die me achtervogt, zelfs
als de zon niet schijnt
Die, zonder achterom te kijken
bij me blijft, als een trouwe metgezel
of noem hem "hond", die niet verdwijnt
Ik loop in bochten, vele wegen
en in mijn hoofd nog meer
wierp overbodige baggage van mij af
En zonder spijt zal ik rusten
met jou ver achter mij, de zon
Er schijnt geen schaduw op mijn graf
Aldus Martinus
nog meer daarvoor:
en die daarvoor:
Mea Culpa
En net als ik denk dat ik vergeven ben
bega ik de zondes weer, keer op keer
door te denken dat je van me houdt, wellicht
en jouw liefde niet ontvang in het heden
maar je herinneren blijf aan het oude zeer
Als ik, voor iedere keer dat ik dacht,
aan jou en dat alles weer beter is
één dag mocht beleven in harmonie;
noem het geluk, of hoe dan ook
dan weet ik het zeker, zelfs als ik me vergis
dat ik bij je zal blijven, bovenal
echter, mijn “Mea Culpa” verlost jou niet
en door mijn schuld, alleen de mijne
al raak ik je niet aan, niet eens je hart
doe ik je pijn maar voel ìk het verdriet
Aldus Martinus
héél lang daar weer voor...
Laters
Hoe laat het ook wordt
het wordt altijd weer vroeger
naar de volgende stap en dag
waar je aan denkt, bovenal
Als de nacht geruisloos
overgaat naar morgen
Gisterens, heden, laters en toekomst
Er is altijd een later, overal
Aldus Martinus
héél lang daar weer voor...
Niks
Zelfs als ik je nooit meer terugzie
kan ik nog altijd dromen
Dat ik beter af ben
zonder jou
Da's beter dan niks
Aldus Martinus
Merel
Ik heb nog wat voor je
kleine vogel
Iets voor onderweg
nu je vleugels zijn gebroken
nog voor je hebt gevlogen
Nu je woordjes zijn verstomd
nog voordat je hebt gesproken
Ik heb nog wat voor je
kleine vogel
Al is het niet veel
voor zulks een reis
Wat goede raad, te laat gekomen
de liefde die we samen deelden
herinneringen en vele dromen
Van alles wat
maar het gevoel niet volgroeid
terwijl ik je in me droeg
Ik heb nog wat voor je
kleine vogel
Maar het is niet tastbaar
niet genoeg
Aldus Martinus
Steeds later lente
Ik droomde laatst over laatst
en later en dat het later wordt
Te laat misschien voor onvoltooide dingen
Maak me maar wakker als de lente komt
Ik bleef oprecht wakker, bewust
van de schoonheid en het vuil om me heen
en bergen bleken niet te verzetten
De zomer kwam, ik stond verstomd
Als tijd, die stilstaat, als je spreekt
van doen en laten, steeds weer later
Herfst en winter sla ik maar over
Ik mijmer of slaap slecht in koude grond
Terug, uit het verre Zuid, mijn gedachten
Verdwaalde wandelaar in mijn eigen winterslaap
terug naar mijn dromen over een levenslange zomer
Maak me maar wakker als de lente komt
Aldus Martinus
Ballade van de bar
De kleuren veel te rumoerig
Het gonsde voor mijn ogen
Een oude jukebox braakte luid
De gasten schreeuwden het uit
tussen muren, jassen en hoeden heen
Een vrouw op de bar stond op één been
Zij zong, nee lalde een levenslied
Of het op haar sloeg, weet ik niet
Ik kwam binnen door het raam
en bestelde gelijk honderdtachtig bier
Plus drie cola, voor een dame zonder naam
maar zij brulde: “Ik wil er vier!”
Ome Arie pakte een mondharmonica
en iemand sloeg de jukebox aan gort
Alle drank was plotseling gratis
en ergens ging een lamp kapot
Confetti bleef steken in de haren
van een goedkope, verlopen slet
Het viel in haar open blouse, zonder maaren
samen naar het herentoilet
Ze wilde dat ik er iets aan deed
op het urinoir, schijtdoos was immers bezet
Ook nog staan zoenen met een man
met baard in de keel, is mij later verteld
Achteraf weet ik wie het was, het kan
zijn dagen als man reeds geteld
Tenslotte, de vloer, waar we zijn geëindigd
die was bezaaid met glas en jeugd
In de hoek nog een verlaten droom
uitgetrapt als een sigarettenpeuk
Aldus Martinus
Leven & dood
Ik wil niet doodgaan in mijn slaap
Nog niet uitgerust van het leven
wil ik dagdromen, met open ogen
om mezelf nog een nieuwe dag te geven
Ik hou mezelf daarom wakker voor de wereld
waarin ik vaak waak en dool en loop
Een wankel evenwicht, wellicht
geven gesloten ogen toch nog hoop
Maar met een open blik, zal ik haar,
ooit zien en voelen en tegemoet treden
Als de dood mij verrassen zal in mijn slaap
zonder bezwaarde dromen uit het verleden
Aldus Martinus
Graf
Het dieptepunt van je leven bereik je pas
als je stopt met graven
Je kijkt omhoog
Hoe ver zou het zijn om eruit te komen
begin je je af te vragen
Doorgaan heeft geen zin
Je kunt niet verder komen
dan je al was, wellicht
Daar je minder had verwacht
immers, dan je durfde dromen
Stop dus met graven, op de helft
Da’s diep genoeg, genoeg als straf
Eelt op je ziel en handen
Kruip eruit en kijk neer
op een altijd te ondiep graf
Aldus Martinus
Tussentijdse dagen
In deze tussentijdse dagen
denk ik aan wat ik heb gedaan
Beloofd misschien, wel of niet
Nagekomen, nagelaten
Of uit de dood weer opgestaan
Ik heb je wellicht teveel gegeven
Is dat wat ik jou kwam vragen?
Een lege hand, leger de toekomst
Gemist, beleefd met jou
Onze tussentijdse dagen
En de weg te gaan, het heden
om alle zware lasten te dragen
Per dag, per uur, per meter vooruit
Geen weg meer terug, of ommekeer
Naar welke tussentijdse dagen
Aldus Martinus
Kijk
Ik weet wat er achter me ligt
zonder om te kijken
Ga ik door, rechtdoor
Links en rechts zullen moeten wijken
Naar voren, mijn gedachten
in dromen, de weg terug
Afgesloten, onontkoombaar
alsof ik ben gevlucht
Ik begin opnieuw, kijk om me heen
geen duidelijk doel voor ogen
en kijk, waar ik voor ben weggerend
laat me koud nu, onbewogen
Aldus Martinus
Later
Hoe laat het ook wordt
het wordt altijd weer vroeger
naar de volgende stap en dag
waar je aan denkt, bovenal
Als de nacht geruisloos
overgaat naar morgen
Gisterens, heden en toekomst
Er is altijd een later, overal
Aldus Martinus
Zo zijn de regels
Of je het ermee eens bent
of niet
Of je mij wel ziet staan
als je me ziet
Het leven vangt aan en gaat door
zonder gebruiksaanwijzing
maar op gevoel
Zo zijn de regels
al missen die soms elk doel
En of je nu eerlijk bent
of een gokker
Of je blij bent met verlies
als het hart maar winnen zal
Je kunt er weinig aan doen
Makkelijker gezegd dan gewonnen
Zo zijn de regels
Ik heb ze ook niet verzonnen
Aldus Martinus
Dood
Als je niets meer te dromen hebt
kun je net zo goed sterven
en wensen
dat je droomt in de dood
En als je niet meer sterven wilt
en hoopt op een hiernamaals
weet dan
die weg loopt immers en altijd dood
Aldus Martinus
Icarus
Zorg dat je nooit iets kooit
wat je eigenlijk wilt laten vliegen
al is het maar éénmalig
of als het eigenlijk niet mag
Zie ze groeien en vleugels krijgen
Hun blik is de jouwe niet meer
Ze kijken en reiken verder
Voorbij de zon, voor slechts één dag
En vallen, dat zullen ze...
Aldus Martinus
Leef je droom
Weet: je vindt het eeuwig leven
alleen in de dromen
die je zelf kiest, en leeft
Aldus Martinus
Verliefd
Mijn regenbogen zijn op
Ik heb geen wensen meer
Maar, gelukkig zijn alle kleuren
terug te vinden in jouw ogen
Aldus Martinus
Overwinning
De geest van wat geweest is
waart hier rond
Op het slagveld, genaamd "verleden",
Die tijd kom nooit weer'om
Vergeten, in een fles, ontkurkt
de geest van wat geweest is
Uitgeschonken rolt hij rond
In een glas, met dunne hals
Een smaak waar ik ooit op klonk
En in't aanschijn, de herinnering
in de geest van wat geweest is
een vergeefse, overwinningsloze strijd
En een Pyrrus, die zich verliest en verslikt
in een proost, of op een luide heildronk
De geest van wat geweest is, heet
"verleden tijd"
Aldus Martinus
Dronkemansdans
We werden moe en we raakten dronken, of waren we het al van het vele drinken en dansten we daarom zonder onze schoenen aan, niet op ritme of gevoel maar vanuit de onderbuik en heupen wiegend en waggelend, naar de afgrond als het einde van een wals of balts, die naklinkt met echo en die hoofdpijn verdringt en de dansvloer die had lichtjes en er was een spiegelbal, die rondjes draaide voor mijn ogen dus volgde ik mijn en jouw stappen steeds weer, gutste het levenssap van me af en de dronkemansdans werd wilder en wilder zo we wisselden van partner keer op keer toen we wakker werden, nuchter nu met in het achterhoofd het laatste lied waarop ik danste met jou of met die hier naast me, jouw glimlach, jouw antwoord, ik wist het niet. Meer…
Aldus Martinus
De clown, de lach, de dood
De clown is weer wakker
en de schmink op het kussen
is als een veeg in het gezicht
van een doorlopen leven
Applaus en publiek
echoën nog na in zijn hoofd
En net als de vele dromen
zijn ze niet gebleven
Als kind, een kleine, rode neus
Nu groot, de traan van de Pierrot
Zijn lach is breder dan de wereld
en verdrijft het verdriet voor even
Maar, meer nog, de herinnering
aan zijn lachen en huilen zijn vals
De dood is immers zijn laatste grap
Ach, het is hem vergeven
Aldus Martinus
Dromen beleven
Je hoeft niet alle, of al je
dromen te beleven
Als je er maar naar leeft,
bij elke dag en bij nacht
En of je waakt of slaapt
maakt dan niet meer uit
Elke dageraad brengt je
dáár, waar je werd verwacht
(te dromen)
Aldus Martinus
Voor wie luistert
Laat mij je niet vertellen
hoe je moet leven en sterven
of waar je heengaat en met wie
Weet alleen, dat onrecht en haat
oprecht zullen verdwijnen,
pas als ik je vertel,
hoe je jezelf lief moet hebben
en zie...
Aldus Martinus
Schaduwdansen
Er zal altijd nog
genoeg licht in de wereld zijn
om schaduwen vooruit te werpen
De kunst is echter
om er tussendoor te blijven
lopen, zwenken, dansen
Aldus Martinus
Vriend
Al blijf je voor altijd
of ga je vanavond nog weg,
of heen
Ik ben dankbaar voor de tijden
die we samen droomden
In gedachten blijf ik niet
In het echt, alleen
Aldus Martinus
Betoverend, confronterend
Ik heb een vriend, die ik nauwelijks zie
Hij loopt altijd met zijn hoofd
in roze wolken, of in dromen
maar, is hij daarom imaginair?
Of hopeloos, of oprecht verzonnen
Soms zou ik hem willen zijn
maar, zijn ideeën zijn de mijne niet
Ben ik dan jaloers, of alleen unfair?
Ik vraag me ook wel eens af
of hij echt is, of ooit is geweest
wanneer ik hem dan weer eens zie
of niet, of wellicht en misschien
wil ik hem dan niet meer zijn;
zijn blik op de wereld
is betoverend confronterend
en mij iets te realistisch, bovendien
Aldus Martinus
Betere tijden
Wat heb je nog méér te verliezen
als je je gebroken hart aan mij toevertrouwt
Ik zal het koesteren en bewaren
voor betere tijden, een nieuw liefdesspel
En, als je dan nóg niet van me houdt,
tegen betere tijden - en weten in
Ik zal er geen traan om laten
maar dan kus ik het -en jou- vaarwel
Aldus Martinus
Verliefd op straat
Aan een halve reden heb ik al genoeg
om van je te houden
Door een oogopslag, knipoog, of glimlach
Wenk me, met een beweging van je haren;
ik hou van de wind die er doorheen strijkt
Gooi het los....geef mij houvast
om te dromen, terwijl ik wandel,
verliefd op straat, of onderweg
hou ik al van een eender wie
een handkus werpt, wat mij dan verwart
Aldus Martinus
De weg naar huis
Ik heb mijn eigen weg naar huis
en al woon je wellicht bij me om de hoek
(dat weet ik immers niet)
of een stukje verderop mijn hele leven
Je mag best een eindje met me mee
We kunnen wandelen, rennen of slenteren,
hand in hand, keuvelend of kibbelend;
(over een omweg, of welke weg te gaan)
Vroeger had je kaarten, nu Google en GPS
maar, je mag best een eindje met me mee
Ik geloof niet dat ik je hier eerder zag
op mijn pad, of op weg naar huis
(al is niks zeker in dit leven)
Wellicht kwam ik je vroeger eens tegen
en liep je na de disco al met me mee
Maar nu, op de helft van mijn weg
al voelt het zo niet, ik ben nog niet moe
(jij oogt nog fris en fruitig) en
of we vroeger of nooit ooit samen liepen...
Loop je nu nog een eindje met me mee?
Aldus Martinus
Dichter aan zee
Met eb kun je lopen waar eens water was
En met de vloed spoelen je gedachten
aan en daarna weer weg, steeds weer
uit je hoofd en hart, recht naar zee
Zoals het los-vaste, natte zand,
dat rondom je voeten weinig houvast biedt,
zo is het leven, als eb & vloed:
Soms zit het tegen, soms zit het mee
Aldus Martinus
Schaduwdromen
Hoe kan ik ooit nog schaduwdromen
als de zon in ons rijk
nooit ondergaat
en jij mij, als een koele avondbries
toch keer op keer weer verlaat
Met de zon in onze rug, brandend,
ligt de toekomst, vóór ons
en rest er, kijkend achterom,
niet méér of minder, dan wat vage dromen
met in de schaduw het waarom
Aldus Martinus
Wat me drijft
Als er een God is, die geneest
Waarom werd je dan ziek, in de 1e plaats?
En als hij, of zij, of een Hogere Macht
pijn kan verlichten, zelfs een gebroken hart
Hoe kwam je dan aan al dat zeer
Dat is het, wat mij soms verwart
En als er op de hele wereld
haast nooit vrede is geweest
En waarschijnlijk ook nimmer zal komen
Waarom blijver we er dan naar streven
Of vechten we er dan voor
terwijl we er alleen maar van kunnen dromen?
Of zou het komen, dat je niet moet vragen
en dat je dan zult krijgen, onverwacht,
wat je verdiende of toekomt, heel misschien
en dat je dat dan weer weggeeft
Onbaatzuchtig, wetende dat in de toekomst
Je nog méér kunt krijgen, bovendien?
Laat daarom dat, wat me drijft
voor mezelf zijn, ook voor een ander gelden
En de rekenschap, noem het een rekening
die betaal ik dan wel achteraf
als ik geleefd heb, zonder gif, geloof of God
en de spiegel mijn beeld niet zal doen breken
dan pas zal ik rusten, in de wind of in een graf
Aldus Martinus
Butler’s blues
Toen de rook uit de loop was opgestegen
en de vingerafdrukken weggeveegd
met de Kasjmir sjaal , te strak om haar hals
die naast het lijk had gelegen
bleken alle alibi’s plotseling vals
De tuinman deed het met de dochter
van de heer des huizes niets dan goed
Hij was het, die de huismeid bezwangerde,
De zoon, het nakomertje, bleek een fat
Erfenis en goede naam naar de kloten
Deze familie had altijd wat
Eindigend met broodrooster in bad
bleek dochter Sylvie toch een pin-up
op een uit de hand gelopen nieuwjaarsfeest
Het blootblaadje zat onder de spetters
die van de moordenaar móeten zijn geweest
Een slungel van een smeris las de rapporten
keer op keer viel hem iets vaags op, over ene J.
Strak in't pak, altijd handschoenen aan
Dat zou hem de das omdoen, had hij geweten:
De butler heeft het altijd gedaan
Aldus Martinus
Mea Culpa
En net als ik denk dat ik vergeven ben
bega ik de zondes weer, keer op keer
door te denken dat je van me houdt, wellicht
en jouw liefde niet ontvang in het heden
maar je herinneren blijf aan het oude zeer
Als ik, voor iedere keer dat ik dacht,
aan jou en dat alles weer beter is
één dag mocht beleven in harmonie;
noem het geluk, of hoe dan ook
dan weet ik het zeker, zelfs als ik me vergis
dat ik bij je zal blijven, bovenal
echter, mijn “Mea Culpa” verlost jou niet
en door mijn schuld, alleen de mijne
al raak ik je niet aan, niet eens je hart
doe ik je pijn, maar voel ìk het verdriet
Aldus Martinus
Te laat
Waar blijft toch de tijd?
Verzopen in de kroeg
Van vrienden die blijven plakken
aan de ander, nooit genoeg
gezegd of gesproken over die dingen
die iedereen eens zal raken
Altijd was de tijd te kort
of lag er een ander te braken
Spuwde zijn gal uit over het leven
De liefde die niet komen wou
Dan was de cirkel weer gesloten
want sommige vrienden blijven trouw
Hebben altijd tijd voor je over
met wie, wanneer of waar je ook gaat
En daarom wordt de tijd verzopen
En daarom kom je steeds te laat
Aldus Martinus
Eén op het verleden
De eerste slok die we samen nemen,
uit glazen, waar eerst mee is geproost
wordt opgedragen aan een goede toekomst,
gezondheid, echtgenoot en kroost
De tweede borrel, die we nemen
maakt daarna de tongen los
We vergelijken jouw leven met het mijne
Nu, wie is hier écht de klos?
Om dat duidelijk te maken
nemen we nog een derde "drink"
We glijden langzaam naar beneden
waar ik voor de vierde met je klink
De zesde alleen, smaakt niet zo goed
en ergens, tussen twaalf en twee,
steeg het naar onze kop en in het bloed
Hetzelfde bloed, dat jou en mij
ooit tot broeders samensmeedde
Het lijkt nu over het kookpunt heen
en het breekt met het verleden
Diezelfde tijd, waarop wij nu drinken,
bracht ons hier, dreef ons uiteen
Op dromen, die gaan en niet meer komen
nemen we er tenslotte nog één
Aldus Martinus
Valentijn
Als je dan tóch een hart wilt breken
Breek dan dat van mij
Niet dat van een ander
Want ik zal toch wel van je blijven houden
Anderen niet
Mocht je een traan willen plengen
Huil dan niet om mij
Wel om anderen
Ik zal jou jouw valse verdriet wel vergeven
Anderen niet
Als ik ooit te dichtbij mocht komen
Stoot mij dan af, zonder spijt
Maar anderen niet
Ik ben de eenzaamheid wel gewend
Anderen niet
Aldus Martinus
Light of day
A shadow's a spot where the sun don't shine
The very life and light of day seems cold
Like it's the past, coming closer on you
All nights seem to last longer, when your eyes are closed
At the break 'o day, there's hardly any warmth
and a candle inside you still has to lit
But at noon, the light of day, at its fullest
makes you sure your shadows will never fit
that hole in the sun, where no light will shine
makes it easier along the way
All shadows from the night before will disappear
when your loved ones stand in the light of day
Aldus Martinus
Betere tijden
Op een goede dag
Niet alleen maar in gedachten
Kon ik de zeeën doen splijten
En op een wat mindere
Door alleen maar te kijken
Met weemoed, verdriet en spijt en
Koesteren wat ik kon bereiken
Mijn betere helft ging altijd door
Als was ik op weg naar huis
Geen veilige haven meer in’t zicht
Een uur of nog één dag te gaan
En in de zandloper niets dan gruis
In plaats van korrels of wat vruchtbaar graan
De oogst mislukt, in mijn aangezicht
In betere tijden wil ik leven
Waar de zee rustig is, niet ebt of vloedt
Voorbij de overwinning, het strand
Of de dood of het getij
Dat vergt niet alleen meer angst dan moed
Maar ook grenzeloos vertrouwen
Voor een betere afloop, voor jou en mij
Aldus Martinus
Zonder titel
Ik was als op de Zuidpool
toen mijn hart smolt voor jou
Maar toen je het brak, bevroor het
als in een woestijn, vol van kou
En in het bos, door alle bomen
zag ik jou niet meer
Als water naar de oceaan
tenslotte, draag ik je
met me mee, keer op keer
Aldus Martinus
Voorgoed verleden tijd
Net zoals taal wordt vervoegd
zo beschrijf ik jou
maar dan anders en ook meer
Of minder, door een spelfout,
bewust gemaakt in het verleden
Ik schreef jouw naam verkeerd
in gedichten, in gedachten
niet altijd, maar keer op keer
Of ik mors inkt, op het papier
en zie een streep
door mijn huidige heden
En net als, ik de zinnen niet afmaak
als een onuitgesproken
gedachte- of gedaanteverwisseling
die beklijft, zonder wroeging,
maar wel met oprechte spijt
Zo beleef ik jouw liefde
onaantastbaar, in het heden
Onuitspreekbaar in ons huidig verleden
Geen toekomst meer, vervoegbaar
in de voorgoed verleden tijd
Aldus Martinus
Goede voornemens voor '24 no. 1
Laten we vandaag
doen alsof er vrede is
en ernaar handelen,
overal op aarde,
in jouw hart
en dat van mij
Laten we doen
alsof dat altijd al
zo geweest is
en morgen weer
Alle dagen op rij
Aldus Martinus
Horizon
Ik heb geen tijd meer te verliezen
nu de horizon achter me licht
Zou ik, ouder en wijzer, nu,
met de overwinning in't vooruitzicht
voorzichtiger zijn met jou en mij?
Jij zei mij eens: "Splijt de zeeën,
of beter nog, loop over water,
naar mij toe". Ik stootte je af,
mijn blik immer gericht op later
en voor één moment was ik vrij
Maar later zal er geen horizon,
geen regenboog meer voor ons zijn
En een liefdesliedje echoode vals
als een steeds luider, eindeloos refrein:
"Wees voorzichtiger, met jou en mij"
Aldus Martinus
Alles al geweest
Ik ben alles al geweest
Een lover en player
een clown, een nar en een cist
Als een volleerde sluipmoordenaar
de liefdessporen uitgewist
Uit mijn geheugen en plaats delict
of leven en liefde
Met geld is immers al te koop
Niet wachten op zegen of vergeving
zelfs niet als ik dáárop hoop
Ik ben alles al geweest
Een vriend of een vriendin
Waar jij míj om hebt gevraagd
Soms bleef je te lang of kort, misschien
zijn de herinneringen vervaagd
Uit mijn oog en hart
bang voor nieuwe lusten of liefde
Is dat dan wat ik heb gevreesd?
Dapper en dwaas, laf noch verstandig
Ik ben alles al geweest
Aldus Martinus
Sprookjes bestaan
Als het waar is, wat men zegt;
dat we elkaar terug zullen zien
na onze dood,
dan kan ik haast niet wachten
Maar ik geloof niet in sprookjes
en daarom heb ik je lief
nu, vandaag, en altijd
als ware het voor 1001 nachten
Aldus Martinus
Volgens mij
Zelfs als je in dromen
altijd verdwaalt blijft
en niet meer wakker wordt
of immer nostalgisch wilt worden
En ook als je je verliest
in jezelf of aan een ander
en niet luisterde, echter
naar fluisterende woorden
En zoals als de waan
van een slaap die uitblijft
Je een heldere blik geeft
die beklijft, als je weer wakker bent
Zelfs dan, volgens mij
ligt er dan een wereld
aan je voeten of, in't verschiet
zoals alleen jij die dan herkent
Aldus Martinus
De oude vrouw, met de glazen bol
Zij voorspelde mij een verleden, met de dood in het vooruitzicht,
in een toekomst, zonder spijt
Dus ik leefde mijn leven,
met soms een glimp achterom
en de bol gunde mij nog wat tijd
Om jou aan te raken,
als door een glazen muur,
zodat ik je soms écht voelde
De oude vrouw lachte,
toen ik haar teveel betaalde
Is dat, wellicht, wat ze bedoelde?
Aldus Martinus
Amor's tribunaal
Ik was opgeroepen voor het tribunaal van Amor
waar jij getuigde, ten overstaande van
volk en jury: "Hij is schuldig,
zo waarlijk helpe mij God"
Op de beklaagdenbank schuifelde ik,
twijfelend aan de waarheid en ongeduldig,
maar, berustend in oordeel en lot,
tot ik werd gevonnist, tenslotte,
tot levenslang
en met één pennenstreek waren wij een paar
De rechter glimlachte nog, toen ik vertrok
Ik vond het hele gedoetje maar een beetje raar,
maar ik nam je niks kwalijk
Dus geen valse beschuldigingen,
want, echte liefde kent geen wrok
Aldus Martinus
Als ze fluistert
Ik hield laatst een zeeschelp aan mijn oor
en vroeg haar: "Waar kom jij vandaan?"
En ze fluisterde, op golven van heimwee
dat ze kwam uit een ander (en heel) ver bestaan
Dat ze was weggeëbd, nadat een vloedgolf haar wierp
op het zand van een nieuwe wereld en kust
Achter haar lag de zee, haar thuis en oceaan
en ze kon nooit, nooit meer terug
Ik troostte haar, nam haar mee naar huis
en plaatste haar op een plank voor mijn raam
Ze kijkt nu uit over haar thuis, achter de duinen,
maar, soms fluistert ze, bij volle maan,
dat ze terug wil keren, naar haar eigen wereld
als de stormen haar roepen bij haar naam,
's nachts, als het getijde gunstig is,
dat ze terug wil keren, naar haar eigen bestaan
Ik heb haar daarom, bij de laatstelijke storm,
die raasde in mijn hart en hoofd,
meegenomen naar de rand van haar land
en ze fluisterde, heeft me oprecht beloofd
dat ze terug zou keren, na haar reis naar ooit
naar mijn kust en naar mijn eigen raam
en voordat ik haar terug in zee wierp
tenslotte, fluisterde ze nog zacht mijn naam
Aldus Martinus
Voor vandaag
Voor altijd & eeuwig
da's wel erg lang voor liefde
en daarom ook een béétje vaag
Heb mij daarom
vol overgave
alleen maar lief voor vandaag
Aldus Martinus
Voor wie luistert
Laat mij je niet vertellen
hoe je moet leven en sterven
of waar je heengaat en met wie
Weet alleen, dat onrecht en haat
oprecht zullen verdwijnen,
pas als ik je vertel,
hoe je jezelf lief moet hebben
en zie...
Aldus Martinus
Ochtendmist
Voordat de vorst valt
hangt er een warme deken
in de lucht
Niet kil of klam
Het voelt aan als
een lichte zucht
En totdat het vriest
kraken de blaadjes
en sprietjes onder mijn voet
Ochtendmist vult mijn hart
Ik zuig het in mijn longen
en het voelt goed
zo...
Aldus Martinus
Banlieue des levens
In de buitenwijken van het leven,
waar niet alleen de tijd heeft stilgestaan,
worden tot krotten verwezenlijkte dromen
opgericht, als bewijs van een bestaan
dat kan liggen in perifere grenzen
van arm of rijk, een kans of slechts hoop
dat niet alleen de illusies op een beter leven
rijp blijken te zijn voor de sloop
Aldus Martinus
Dichter, spréék
Je hebt me heel veel toegedicht
méér dan ik ooit op kan schrijven
Toch heb ik enkele woorden uitgelicht
die wat langer op papier mogen blijven
No. 1 is “trouw", iets wat ik niet ben
Ja, wellicht een beetje, in m’n hoofd
Al kom ik uiteindelijk na en ik erken:
Dat ik teveel heb beloofd
Daarna komt de “gedachte aan
rijkdom, valse roem en eer"
Niet te behalen in dit bestaan,
probeer het later nog wel een keer
Dan volgen er wat herhalingen
van zetten en stappen in dit leven
“Aanzien, macht en dat soort dingen”
Ik streef ze niet na, ook niet voor even
Tenslotte rest “wat de dichter spreekt”
en niet wat hij nog op moet schrijven
Want wanneer alle inkt is verbleekt
zal één gesproken woord altijd blijven
Aldus Martinus
Eén sleutel
Vandaag vond ik een sleutel, zomaar op straat
Nee, eigenlijk was het een setje van twee
Twee dezelfde sleutels, die pasten op één slot
Of op twee uitersten, liefde en haat?
Ik liet er één liggen, één nam ik mee
Voor de volgende vinder, is dat zot of lot?
Hoe groot is nu werkelijk de kans
dat hij of zij het slot vindt, dat ik sluit op gevoel
omdat mijn hart anoniem is en blijft?
Je kunt het vaker proberen dan je denkt, nochtans
één sleutel zal echter niet volstaan voor dat doel
Dat was mijn gedachte, die nog steeds beklijft
Aldus Martinus
Zolang je maar niet toegeeft…
Overgave
aan jou, de wereld
wat ik tegenkom en al wat leeft
of dood zal gaan, uiteindelijk
Zolang je maar niet toegeeft…
Oorsprong
bij het gloren of breken
Als de dageraad niets meer heeft
en alles is gezegd, verzwegen
Omdat je maar niet toegeeft
Overal
kom je ze tegen, altijd
en heeft het goede het overleefd
Niet dat het kwade nu zal sterven
Zolang je maar niet toegeeft…
Aldus Martinus
Iets goeds mis
Wanneer een afgodsbeeld of kruis
wordt opgericht
niet om je te herinneren aan hen die vielen,
maar louter en alleen bestemd is, voor wie wil heersen
dan is er met het geloof iets goed mis
Als de kerkdienst, vóór aanvang van de strijd,
wordt opgedragen aan een generaal, koning of menig God
die zetelt op een troon van schedels,
dan is er met het geloof iets goed mis
En wanneer van de oorlog, moe en gestreden
niets méér rest dan liederen over moed en melancholie
als ware het een mooie tijd van strijd
dan is er met het geloof iets heel goed mis
Aldus Martinus
Het is me alleen niet gelukt
Ik heb gekleurd binnen de lijntjes
en geprobeerd de tafel schoon te houden
Het is me alleen niet gelukt
Toch zijn al m’n tekeningen
zwart noch wit, doch helder
In grove opzet en in schetsen fijntjes
Het is me alleen niet gelukt
Is dat wat je wil tekenen
dan wel de juiste vorm van een stilleven?
Het is me alleen niet gelukt
om daar te gummen of te accentueren
wat je echt wilt zeggen of wilt geven
Ik heb je getekend, vastgelegd
Het beeld was vertekend, niets gezegd
Het is me alleen niet gelukt
om mijn en jouw blik in te kleuren
binnen kaders en lijnen te vangen
Mijn beeld van de wereld is grijs
Niet gelukt om de tafel schoon te houden
Toch is dat beter, mooier misschien
Een wit vel papier heeft ook zo z’n prijs
Het is me alleen niet gelukt
Aldus Martinus
Dromen geloven
Soms ga je in je eigen dromen geloven
Als je in je geheugen graaft
En drijven herinneringen onder en boven
Weet je niet meer wat te zeggen
Of hoe en waar je je ziel begraaft
Te diep of soms net iets te ver
Dan het oppervlak wil doen geloven
Van wieg naar graf ben je altijd zover
Sluit je vrede met toekomst, verleden
En kom je altijd elk verlies te boven
Er is echter méér dan dromen en geloven
Als je de liefde van je leven voelt
Zo kom je het leven steeds te boven
Zelfs als de dood achter of naast je gaat
Of als je iets niet zo had bedoeld
Aldus Martinus
Kermis in de stad
Papa, kan de draaimolen ook sneller?
Ik wil vliegen, maar mijn eenhoorn is wat moe
van de rondjes, in mijn dromen
Hij neemt me altijd overal mee naar toe
Papa, dan in de achtbaan, steeds hoger en sneller
Mijn buik kriebelt van het uitzicht
Dan, de roetsj naar beneden, kijk, mijn handen zijn los,
met de afgrond voor me en m'n haren uit m'n gezicht
Papa, beloof me echter wel,
in de karretjes, die steeds botsen,
dat je steeds dicht bij me zult blijven
Jouw vaste handen aan't stuur
en we gillen en butsen, samen huilen we en gillen
als twee gekke, oude en jonge wijven
Tenslotte, Papa, in het reuzenrad, met z'n drieën,
met de beer, die je voor me schoot
Kunnen we hier blijven, Papa, voor altijd?
"Maar de kermis zal de stad weer verlaten", zeg ik
zacht, als het rad helemaal bovenin speciaal voor ons stopt
"Maar, ze komen terug" fluister ik, op de weg naar beneden
Mijn belofte gunt me gelukkig nog wat tijd en respijt
Aldus Martinus
‘k zag 2 beren
Ik zag laatst 2 beren op de weg
en het pad was al kronkelig in mijn hoofd
Eerst waren het alleen nog welpjes,
al dartelend, dansend en hoogspringend
Wat hadden die nu weer uitgespookt?
Die kleine rakkers hadden veel in petto
en ik nooit veel bij me of in mijn mars
De ukkies leken echter lief en klein
Nooit zouden ze groeien of ouder worden
Ik keek achterom, toch nog iets verward
Want, waar was mama-beer nu gebleven?
Die mini’s kwamen toch ergens vandaan?
Waren ze er achtergebleven of aan hun lot,
gedoemd om moederziel en alleen
met mij ten onder te gaan?
Aldus Martinus
De jutter
Ik verzamel het verleden
En noem dat mijn vandaag
En wat aanspoelt maar niet weg-ebt
Blijft liggen en is tastbaar
Alleen herinneren niet, die blijven vaag
Gisteren verging er een schip
Het brak in twee, als een hart, op volle oceaan
Haar lading sloeg, als gevoelens, overboord
Reisde mee, met de maan, het tij en de tijd
En spoelde daarna doelloos aan
Ik raap op wat ik zie en aan kan raken
Maar wat ik proef, in de zilte lucht
En plakt als ruw zand, onder mijn schoen
Is dat het dan? Is dat alles?
Waarvoor ik altijd was gevlucht
En steeds de reis wilde over doen?
Om opnieuw dan te vergaan
Met man en muis, woeste zee, lege maag
Dan spoel ik hier ooit en later aan
Raapt iemand mij dan op, of laat mij liggen
Het liefst na een storm, onder volle maan
Aldus Martinus
Geloof, hoop en liefde
Gelukkig geloof ik niet in God
Dat scheelt me weer een teleurstelling
Als ik niet krijg wat ik verdien
Al had ik niets méér voor mezelf gewenst
Dan dat inzet beloond wordt, meer dan geloof
En hoop en liefde, héél misschien?
Gelukkig geloof ik niet in God
Laat hem (of haar of het of wat ook)
Maar geloven in mij, tegen beter weten in
Bereik ik meer, al blijft het doel nog ver weg
Ik zie verder dan hij of zij met geloof
En hoop op liefde, of iets ertussen in
Aldus Martinus
Afwezig
Ooit had zij een moeder,
lief en groot en altijd aanwezig
Ze droeg steeds haar lievelingspop
In haar leven was liefde nooit afwezig
Toen werd ze zelf moeder
Haar dochters sleepten met poppen en dromen
Nimmer lieten ze haar handen los
Dat zou haar ook nooit overkomen
Nu is ze oma, vele malen verder
Met haar dochters pop op schoot, geklemd
in haar armen, tot het eind
Liefde blijft altijd aanwezig
Aldus Martinus
Grafschrift in spé
(of: * “Ik haal later nog wel eens door wat niet van toepassing is/was”)
Nar
Maar belezen*
Geliefd(e)
Toch vaak afgewezen*
Alwetende
Zat*
Nuchter verder
Met open hart*
Onvergetelijke
Zot*
Zoekende
Naar het lot*
Soms wat verward
Maar in gedachten*, samen*
Komend en gaand
Zoals zijn gedichten beamen:
Op reis nu
Moederziel*, alleen*
Verder dromend
Onder een steen*
Aldus Martinus
Lama op straat
Hoe gek zou dat zijn?
Zomaar, op straat, voor het stoplicht
staat’ie te wachten
kijkt eerst naar links, dan rechts,
nogmaals links, keurig opgevoed,
voor hij oversteekt, ja echt
Vervolgens loopt hij een stukje mee
en kletst honderduit
op deze vroege, zonnige morgen
Over de vrouwtjes, zijn “kudde"
en dat ze geen truien meer dragen
dus: de doodgewone zorgen
Om zijn nek draagt hij één sleutel
die, zo zegt hij, nergens op past
symbool staat voor wat je tegenkomt:
geheime gevoelens, jazeker
Echt een zware last
Hoe gek zou dat zijn?
Als hij met je meeloopt
Zomaar, een lama op straat
en je gedachten deelt en steelt
en geheim houdt, als je met hem praat?
Aldus Martinus